Na een twaalf jaar durende ‘open wheel oorlog’ tussen CART/Champ Car en de Indy Racing League, werd in februari 2008 eindelijk een oplossing gevonden. Champ Car directeur Kevin Kalkhoven trok – volgens onbevestigde bronnen na onenigheid met medeaandeelhouders Gerry Forsythe en Paul Gentilozzi – de stekker uit de Champ Car World Series en ging akkoord met een fusievoorstel van Indy Racing League directeur Tony George.
Het ‘fusievoorstel’ bleek uiteindelijk niet meer voor te stellen dan dat Champ Car per direct stop werd gezet en alle teams die de overstap wilden maken gratis wagens en overige materialen aangeboden kregen. In totaal zouden zes teams de overstap maken. Naast de Champ Car teams nam de IRL tevens de races in Long Beach – waar Champ Car in 2008 zijn afscheidsrace zou rijden – en Edmonton over, terwijl de race in Surfers Paradise éénmalig zou worden gebruikt als een race buiten het kampioenschap om.
Met het eind van de ‘open wheel oorlog’ zou de IndyCar kalender snel veranderen. De serie begon steeds meer de richting in te gaan die Champ Car al jaren eerder in was geslagen: steeds meer ovals werden vervangen door de veel beter bezochte races op permanente- en stratencircuits. Stonden er in 2008 nog elf ovals op de kalender, in 2011 was dit aantal met vier verminderd tot zeven.
De ‘open wheel oorlog’ zou uiteindelijk ook Indy Racing League oprichter Tony George zijn kop kosten. Als gevolg van het uitbundig uitgeven van de financiële middelen van de Hulman-George familie, werd de Amerikaan in de zomer van 2009 door zijn familie als directeur van de Indianapolis Motor Speedway ontslagen. Begin 2010 zou George ook als directeur van de Indy Racing League worden vervangen door Randy Bernard, de voormalige directeur van Professional Bull Riders.
Als persoon zonder historie binnen de ‘open wheel oorlog’ was Bernard de ideale persoon voor de vrijgekomen positie. Vlak voor de aanstelling had IndyCar IZOD als titelsponsor van de raceklasse aangetrokken, waarna Bernard de klasse echt herenigde door de statistieken van de Champ Car en de IRL-zijde te herenigen, terwijl hij definitief afscheid nam van de IRL naam en INDYCAR de officiele naam van de overkoepelende organisatie werd.
Een volgende stap werd in 2012 genomen met een nieuwe wagen en de terugkeer van strijd tussen motorleveranciers met de komst van Chevrolet en Lotus als concurrenten van Honda. Het was in eerste instantie de bedoeling dat de motorfabrikanten vanaf 2013 al aerokits mochten bouwen voor de nieuwe wagen, dit plan werd echter twee jaar uitgesteld.
Na een succesvol 2012 voor Honda en Chevrolet met de destijds nieuwe turbo motoren, kon Lotus er niet in slagen een competitieve motor te bouwen en hield het na één seizoen in IndyCar al voor gezien. Er kon geen nieuwe motorleverancier als opvolger van Lotus worden gevonden en dus zou het vanaf 2013 enkel en alleen gaan tussen Honda en Chevrolet.
Vanaf het jaar 2015 mochten Honda en Chevrolet hun eigen aerokits ontwikkelen voor het naar Dan Wheldon vernoemde DW12 chassis dat van 2012 tot en met 2014 als standaard kit werd gebruikt door elk team. Ondanks dat de aerokits ervoor zorgden dat menig ronde records werden verbroken en er genoeg race actie was op alle type circuits waar de IndyCar Series op rijdt, kregen de aerokits ook aardig wat kritiek over hun uiterlijk en deze kritiek was vaker negatief dan positief.
Met ingang van 2018 gaat IndyCar terug in de tijd weliswaar in een nieuw jasje, de nieuwe wagen is nog steeds gebaseerd op de DW12 van zes jaar terug maar met het verdwijnen van de airbox en de achterbumpers heeft de nieuwe bolide veel meer weg van de bolides waar in de CART World Series mee gereden werd tot het einde van vorige eeuw.
Naast een grote verandering aan de optische kant zal de nieuwe bolide ook voor andere wedstrijden gaan zorgen aangezien deze universele aerokit over veel minder downforce beschikt. De jongens werden vanaf dit seizoen echt weer onderscheiden van de mannen.