De geschiedenis van de Amerikaanse openwheel racerij gaat meer dan honderd jaar terug in de tijd. In al die tijd is de raceklasse in vele opzichten veranderd. Niet alleen de wagens, circuits en coureurs zijn veranderd, maar ook de organisatie van de serie, waardoor verschillende era te onderscheiden zijn. Tijdens het eerste era dat van 1909 tot 1955 duurde stond Indy Car onder leiding van de American Automobile Association (AAA).
De eerste race ooit van de eerste voorganger van Indy Car plaats werd op 12 juni 1909 in Portland, Oregon, verreden. Op een ruim 23 kilometer lang circuit reden reed het veld in totaal drie ronden, waarna de Amerikaan Howard Covey met zijn Cadillac als eerste werd afgevlagd. Covey legde de zeventig kilometer lange race af met een gemiddelde snelheid van 90 km/u.
Tijdens de overige 23 races van het eerste seizoen deed de serie naast stratencircuits ook dirttracks aan en sloot het seizoen af met een 750 kilometer lange race van Los Angeles naar Phoenix. George Robertson liet zich met zijn Simplex bolide aan het eind van het seizoen kronen tot eerste kampioen.
Een jaar later werd een beginnetje gemaakt aan de echte traditie van de Indianapolis 500, toen men de eerste races reed op de met straatstenen beklede oval. In 1911 werd op 30 mei de eerste Indianapolis 500 verreden, welke gewonnen werd door de Amerikanen Ray Harroun en Cyrys Patschke. De eerste ovals met betonnen ondergrond werden vier jaar later geïntroduceerd.
In 1915 werd het racen op houten ‘board tracks’ geïntroduceerd, dat later zeer populair zou worden. Van 1918 tot 1928 werden maarliefst 134 van de 147 races op deze board tracks verreden. Toen de Amerikaanse economie in 1929 echter in een depressie belandde moesten de board tracks geleidelijk van de kalender worden gehaald vanwege hun hoge onderhoudskosten.
Met de economie stortte ook de Amerikaanse autosport in, waardoor de serie meestal niet meer dan vijf races per jaar kon organiseren. De enige constante factor op de kalender bleef de Indy 500, die elk jaar op 30 mei werd verreden. Ondanks de moeilijke tijden, wist de serie toch het hoofd boven het water houden, maar moest door de aanval op Pearl Harbor in 1941 de Amerikaanse autosport stilleggen.
Toen alle soldaten in 1946 weer terug van het front in Europa waren, kon de serie weer een herstart maken. De kalender bestond voornamelijk uit dirt tracks, met uitzondering van de Indianapolis Motorspeedway, die na de oorlog als eerste circuit ooit werd voorzien van een laag asfalt.
De Indy 500 van 1946 zou de boeken in gaan als de eerste race na de oorlog. George Robson won de race met een gemiddelde snelheid van 185 km/u, maar de legendarisch Ted Horn won dat jaar het kampioenschap. Dit kunstje wist de Amerikaan in 1947 en 1948 te herhalen, waardoor hij de eerste coureur werd die drie kampioenschappen op rij op zijn naam wist te schrijven. Pas 58 jaar later slaagde er een coureur in om dit te herhalen: Sebastien Bourdais. Erg lang kon Horn echter niet van zijn titel genieten. Tijdens de dirttrack race in DuQuoin brak zijn wielophanging en crashte dodelijk.
Naar aanleiding van de vreselijke crash van Pierre Levegh op Le Mans in 1955, waarbij 82 doden te betreuren vielen, kwam de veiligheid van de autosport ook in Amerika ter sprake. De AAA concludeerde hieruit dat de autosport te gevaarlijk was geworden en wilde niet meer instaan voor de gevolgen.
Hierdoor moest er op zoek worden gegaan naar een nieuwe organisator van het kampioenschap. Deze werd gevonden in Jimmy Bryan, Johnnie Parsons en Bill Vukovich met de United States Auto Club (USAC), dat vanaf 1956 de serie zou leiden.