Indy 500 actie in 1953

Historie van de Indy 500


De Indy 500 is één van de oudste races op de wereld. Inmiddels zijn er al meer dan honderd edities van de race verreden en is het uitgegroeid tot één van de belangrijkste races ter wereld. We duiken terug in de roemruchte historie van de race.

De eerste Indy 500


IndianapolisDe Indianapolis Motor Speedway (IMS) werd in 1909 binnen vijf maanden gebouwd als 2,5-mijl lange oval met een onverhard wegdek. In de eerste races die op de baan werden verreden bleek dit wegdek door problemen met de stabiliteit zeer gevaarlijk.

Toen er in het tweede raceweekend op de baan maar liefst vijf dodelijke slachtoffers te betreuren vielen stapte eigenaar Carl G. Fisher naar voren om vervolgens een project zowel te leiden als te financieren om de baan te verharden met 3,2 miljoen bakstenen, waar ook de bijnaam van de Indianapolis Motor Speedway vandaan komt: de ‘Brickyard’. Tegenwoordig ligt er nog altijd een strip van 90 centimeter met de originele bakstenen op de baan bij start/finish.

Een jaar later opende de vernieuwde Indianapolis Motor Speedway (IMS) opnieuw zijn deuren voor een aantal kleine evenementen, maar de eigenaren wilden meer. Zo werd het idee voor de eerste 500-mijlsrace op de baan geboren, die in 1911 al door 80.000 betalende bezoekers werd bezocht. De race werd gewonnen door Ray Harroun, die na meer dan 6,5 uur met een gemiddelde snelheid van 120.060 km/h werd afgevlagd.

De Indy 500 groeit al vroeg tot wereldwijd evenement


Indianapolis 500 in 1946De race groeide al snel uit tot een wereldwijd evenement, dat naast Amerikaanse autofabrikanten ook de interesse van Europese merken als Fiat, Mercedes en Peugeot en coureurs uit Europa trok.

Ondanks de grote depressie kwamen de gemiddelde snelheden in de jaren ’30 steeds hoger te liggen op de gladde bakstenen, waardoor de eigenaren van het circuit gedwongen werden om de 2,5 mijl lange oval te asfalteren. Ondanks de verbeteringen van de jaren ’30, volgde er in de jaren ’40 een donkere periode voor de IMS. Dit begon al in 1941 met een grote brand die 'Gasoline Alley’ voor de helft in de as legde. Hierdoor werd de 1942 editie van de Indianapolis 500 geannuleerd. Doordat er vanwege de Tweede Wereldoorlog een verbod op autosport volgde werd de race voor vier jaar niet meer verreden en raakte de baan in verval.

Een nieuw begin onder leiding van Tony Hulman


Aan het eind van de oorlog werd de IMS in 1944 te koop gezet. Om te voorkomen dat het circuit op zou worden gekocht voor woningbouw ging drievoudig Indy 500 winnaar Wilbur Shaw op zoek naar een koper die de baan in zijn oude glorie zou kunnen herstellen. Dit persoon werd in Tony Hulman gevonden, die de baan voor $750.000 overnam. De baan werd intensief gerestaureerd, waarna in 1946 de Indianapolis 500 opnieuw kon worden verreden.

Tony Hulman en Wilbur Shaw ondertekenen het aankoopcontract van de Indianapolis Motor SpeedwayAl snel groeide de race tot grotere hoogten dan voor de oorlog en was van 1950 tot 1960 naast het IndyCar kampioenschap (tot 1955 onder AAA, vanaf 1956 onder USAC) ook onderdeel van het Formule 1 kampioenschap.

Na de dood van Tony Hulman, die in 1955 USAC als overkoepelend orgaan had opgericht, ontstonden eind jaren ’70 wrijvingen tussen USAC en de teameigenaren over macht en geld, waarna een aantal teambazen aan het eind van 1978 CART oprichtten als afsplitsing van de oude USAC geleidde kampioenschap. Deze raceklasse gaf direct in het jaar van zijn oprichting de genadeklap aan de oude USAC klasse, waarna enkele onrustige jaren voor de Indianapolis 500 volgden.

De Indy 500 blijft USAC trouw; richt uiteindelijk de IRL op


De IMS bleef de 25 jaar eerder zelf opgerichte USAC trouw, waardoor de 1981 en 1982 edities van de Indy 500 niet meetelden voor CART’s IndyCar World Series. In 1983 werd als oplossing gevonden dat de Indy 500 USAC als overkoepelend orgaan bleef houden, maar wel mee zou tellen voor het CART kampioenschap. Echter bleef er wrijving tussen beide partijen bestaan.

Tony Stewart voor Kenny Brack in de 1998 Indy 500Deze wrijving werd nog groter toen Tony George, kleinzoon van Tony Hulman, directeur van de IMS werd. George had nooit zijn onvrede met CART –vooral over de koers om veel ovals te vervangen door permanente- en stratencircuits en de grotere internationale invloeden- onder stoelen of banken gestoken.

Toen George ook nog uit de raad van bestuur van CART werd gezet was de maat voor hem vol en maakte hij in 1994 bekend de Indy Racing League op te richten. Doordat George in de reglementen van de nieuwe raceklasse liet vastleggen dat 25 van de 33 posities door Indy Racing League coureurs ingenomen moesten worden kon de race niet meer meetellen voor het CART kampioenschap, waardoor de Indianapolis 500 veel grote namen en faam verloor.

Na enkele moeilijke jaren keerden in 2000 voor het eerst grote namen uit CART terug naar de Indianapolis 500. De kracht van de Indianapolis 500 bleek ondanks de terugval van het evenement ongekend groot, wat resulteerde dat tussen 2002 en 2004 Honda, Toyota en de meeste van CART’s top teams (Team Penske, Chip Ganassi Racing, Team Green en Team Rahal) de overstap naar de Indy Racing League maakten.

Josef Newgarden in gevecht met Romain Grosjean in de Indianapolis 500In 2008 volgde de definitieve ‘hereniging’ van Champ Car en de Indy Racing League. Bij de 100e editie in 2016 lukte het eindelijk weer om de gigantische tribunes uit te verkopen, waarna in 2017 de deelname van Fernando Alonso met McLaren de interesse weer wereldwijd deed groeien.

De Indy 500 krijgt nieuwe impuls dankzij Roger Penske


Begin 2020 volgde er een nieuw hoofdstuk voor het circuit: net zoals de IndyCar Series zelf werd ook de Indianapolis Motor Speedway verkocht aan Roger Penske, welke direct het circuit op een groot aantal vlakken moderniseerde.